Pasteitjes met zuurkool, kaas en spek
Ingrediënten (voor 6 stuks)
325 gram tarwebloem
1 theel. zout
230 gram koude boter, in blokjes
200 gram spekjes
150 gram oude kaas, zelf geraspt
150 gram zuurkool, uitgelekt
1 ei
wit en zwart sesamzaad ter garnering
mosterd om te serveren
Benodigdheden
deegroller of wijnfles
Bereidingswijze
Doe de bloem samen met het zout in de food processor en pulseer kort om te mengen. Voeg de boter toe en pulseer een paar keer 1 seconde. Tot je geen blokjes boter meer ziet, maar niet te lang, dan wordt het deeg taai.
Voeg 4 eetlepels ijskoud water toe en pulseer kort. Het deeg moet net samenkomen als je er met je handen in knijpt. Als het nog uit elkaar valt, voeg dan nog 2 tot 4 eetlepels water toe (begin met 2).
Stort het deeg op een licht bebloemd werkblad en kneed zachtjes in een bal. Kneed het niet te lang of hard, dan wordt het deeg (wederom) taai. Snijd het deeg doormidden en maak er twee schijven van. Verpak in plastic folie en laat 1 uur tot 2 dagen rusten in de koelkast.
Doe intussen de spekjes in een koude koekenpan, zet het vuur halfhoog en bak de spekjes in een paar minuten uit tot ze lekker knapperig zijn. Meng de spekjes samen met het vet dat eruit is gekomen door de oude kaas en zuurkool.
Verhit de oven op 180 °C. Haal het deeg na het rusten uit de koelkast en laat 5 minuten op temperatuur komen. Bestuif je werkvlak licht met bloem en rol het deeg uit in een rechthoek. Snijd drie vierkantjes uit het deeg.
Vul de vierkantjes met het spek/kaas/zuurkoolmengsel. Ze mogen best lekker vol. Vouw de vierkantjes dicht zodat je driehoekjes krijgt en druk de zijkanten aan met een vork zodat een mooi patroontje ontstaat. Herhaal met de rest van het deeg en de vulling.
Kluts het ei en gebruik een kwastje om de pasteitjes te besmeren. Bestrooi met het witte en zwarte sesamzaad en bak de pasteitjes in 25 tot 30 minuten goudbruin en knapperig. Laat een paar minuten afkoelen voordat je aanvalt. Serveer met een goede lik mosterd.